Blogopmaak

Schepenjagen

Voorbeeld van een draaipaal of springstok

Het lage water en de vele bochten waren niet de enige moeilijkheden om de Eem op te varen. Met afstromend water en tegenwind, was het in de tijd van de zeilvaart nauwelijks mogelijk om verder te komen. Het enige dat overbleef was dan dat de schippersvrouw of -knecht aan een lange lijn het schip vooruit trok. Geen gemakkelijk karwei en bij schepen met een zware vracht nauwelijks te doen. In dat geval huurde de schipper een man met paard in, een schepenjager, die het schip naar Amersfoort trok.


Omdat het vrachtverkeer over de Eem voor Amersfoort van levensbelang was, zorgde de stad al in de zeventiende eeuw voor de aanleg van het Jaagpad. Dat lag en ligt aan de oostkant van de Eem tot aan de Grote Melm bij Soest. Vandaar gaat het jaagpad verder aan de westkant van de Eem. Schepenjagers moesten daar met een pontje overvaren.

Al met al een heel gedoe om de 18 kilometer lange vaarweg vanaf de Zuiderzee tot aan Amersfoort af te leggen.


Dat jagen van schepen kende een probleem bij het passeren van bochten. De jager trok dan het schip gemakkelijk in de wal. Om dat te voorkomen werd voor de bocht een zogenaamde rolpaal geplaatst waar de jaaglijn achter bleef. Door tegen te sturen, voorkwam de schipper dat hij met zijn schip in de wal terecht kwam. Aan het zuidelijk deel van de Eemdijk, nabij het zogenaamde Grote Gat, stond onder meer zo’n paal. In Eemdijk werd dat de ‘Springstok’ genoemd.


Arie ter Beek • jan. 09, 2024

Overige artikelen

door Arie ter Beek 24 apr., 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 mrt., 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Wat is Eemsnoer en de Canon van de Eem
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
Eembrugge op een kaart van rond 1750
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
De haven van Eemnes
door Arie ter Beek 18 dec., 2023
Het Raboes vanuit de lucht 
door Arie ter Beek 13 dec., 2023
In de tijd dat de Zuiderzee nog bestond, was het in het donker moeilijk om de Eem te vinden. Volgens oude bronnen werd al in 1696 een lantaarn aan de westkant van de monding geplaatst. Dat heeft vast iets geholpen, maar afdoende was het niet. In de Bunschoter van 4 februari 1972 lezen we dat Renger Boelhout op dat moment verantwoordelijk was voor het ontsteken van de lichten langs de Eem. Zijn vader en grootvader deden dat voor hem al vanaf 1851. Was er oorspronkelijk alleen een lantaarn aan de westkant. Dat veranderde pas in 1931. In die tijd vond een flinke verbetering van de Eem plaats en daarbij ook het verbeteren van de verlichting. Er werden aan beide zijden aan de monding Eem mast geplaatst met daarop een lantaarn. Ook landinwaarts kwamen er twee lichtopstanden. De achterste had een hoogte van 17 meter en de voorste had gerekend vanuit zee een hoogte van 10 meter. Stonden die twee geleidelichten zoals ze ook wel werden genoemd, in een lijn, dan wist de schipper dat hij recht voor de Eem voer. Op zich natuurlijk een flinke verbetering, maar verder langs de Eem werd niets geplaatst. Dat betekende dat een schipper in het donker maar moest ontdekken waar de vele bochten in de Eem waren. De lichtopstanden waren grote vierkante masten die echt iets weg hadden van vuurtorens. In het midden van de mast zat een trap waardoor bij het licht kon worden gekomen. Ergens eind jaren 1970 zijn de masten vervangen door lichten op een soort van lantaarnpaal. Die zijn niet meer als een vuurtoren te zien.
door Arie ter Beek 12 dec., 2023
Voorbeeld van een draaipaal
door Arie ter Beek 02 nov., 2023
Detail van de bouwtekening uit 1923
door Arie ter Beek 25 okt., 2023
De weg en de gracht naar Spakenburg
Meer berichten
Share by: