Blogopmaak

De oorsprong van Eemnes

De haven van Eemnes

In 1269 verpachtte het Sint-Janskapittel in Utrecht (gesticht tussen 1027 en 1054) voor 20 schellingen per jaar grond aan Pieter en Beatrijs. Die grond lag in 'themenesse', wat te lezen is als ''t hemenesse', 'nes aan de Eem' of ‘Hemus’. Een nes is in het algemeen een landtong of schiereiland in een meer of zee, maar ook land in de binnenbocht van een meanderende rivier. ‘Nes’ verwijst naar de vorm van een neus.

In het boek ‘De Eemlandtsche Leege Landen' zijn de auteurs Dekker en Mijnssen-Dutilh ervan uitgegaan dat Eemnes zijn naam ontleent aan de binnenbocht in de Eem, die bekend staat als De Geeren bij Eembrugge, omdat de ontginning van daaruit zou zijn begonnen. Recente vondsten stellen die aanname ter discussie. Er is nooit een aanwijzing gevonden dat De Geeren een ‘nes' of iets in die zin werden genoemd. Sterker nog, in 1445 en 1488 noemde de Paulusabdij de kerken van ‘Ema vocatur alio [genoemd als] Eembrughe, Baerne, Eemnesse, Nova [Nieuw] Emenesse’, waar de laatste staat voor Eemnes-Binnen.


Aanwijzingen van een benoemde nes komt men driemaal tegen bij de monding van de Eem. Op de kaart van de beide Eemnessen uit 1715, die de afwateringstoestand tot 1650 weergeeft, staat de noordelijke punt van het Groote Raboes als ‘De Nes’ aangegeven. Van doorslaggevend belang zijn verder twee verwijzingen in leggers van de belastingen. Die van het morgengeld van 1511 vermeldt als afrekening voor ‘Meijns Nannensz Lant’, c.q. ’t Breeland (Meentweg 121), dat Gijsbert Gosensz betaalt voor 3 morgen ‘in de Nesch’, die met zekerheid in dit gebied lag. De legger op het oudschildgeld van 1536 vermeldt Gijsje Jans Nes Maat als maatland ten noorden van de Truikmer Maat. We lezen dit daarom als 'de maat van Gijsje Jans'. In elk geval is duidelijk dat in de 16e eeuw al die landtong ‘De Nes’ werd genoemd.

 De zuidoosthoek van de Lange Maten binnen de verdwenen ebstroom ten oosten van het voormalige eiland De Helling kan ook als een duidelijke nes aan de Eem worden beschouwd. Ook omdat juist het genoemde land van Pieter en Beatrijs uit 1269 zich daar in Cornelis Lamberssens of Brouwers en Bots Erf (Meentweg 75) en bijbehorende maatland bevond. Dat wil zeker niet zeggen dat hier ergens een dorpje lag met de naam 'themenesse’. Een nes-naam kan namelijk ook al gegeven zijn aan een gebied (door schippers?), zonder dat daar mensen woonden. Het is niet vreemd dat een naam van een groter gebied ontleend is aan een kleiner gebied, zoals dat ook bij de eerdere aanname van de herkomst van de naam Eemnes is verondersteld.


 In 1331 noemde het gerechtsbestuur van het kerspel zich voor het eerst 'van Eembrucghe ende van Eemnesse’. Blijkbaar was ‘Eemnesse’ duidelijk verder weg gelegen, niet bij de brug. In 1339 noemden 'die van Eemnesse’, ca. 35 man, zich afzonderlijk naar de noordelijker gelegen nederzetting en het gebied dat in 1269 al ‘themenesse’ was genoemd. Zij maakten toen afspraken met de graaf van Holland, die al omstreeks 1330 een grens of 'rade' had getrokken, ook dwars door hun richting Blaricum ontgonnen landerijen. Hierlangs was al of werd een kade aangelegd die 1336 al weer werd opgehoogd (opgelaagd).


De graaf wilde graag dat de Eemnessers aan de westkant kwamen wonen. Zij woonden dus nog aan de oostkant. De suggestie dat zij nog woonden in Eembrugge is met 35 man en hun gezinnen niet aannemelijk. Meer aannemelijk is dat zij woonden op de zandrug die door de Noorpolder te Veld liep, waarop nu het radiostation staat. Op deze rug zijn verscheidene middeleeuwse vondsten aangetroffen, waaronder een rest van een huisplaats bij de erfstrook waarop Pieter en Beatrijs zich in 1269 vestigden. Op de zandrug in Zuidpolder te Veld zijn zulke vondsten niet of nauwelijks gedaan. Of Eemnessers nog dichter bij de Eem zijn begonnen met ontginnen, zoals Vervloet en De Bont beredeneren wacht op niet destructief bodemonderzoek. Alles wijst erop dat Eemnes zijn naam heeft ontleend aan een nes en het aangrenzende gebied ten noorden van de Eemnesservaart, terwijl de inwoners kerkelijk nog bij het kerspel Ema van de Sint-Janskerk in Eembrugge hoorden.


 De Eemnessers vestigden zich omstreeks 1350 achter de kade die we nu kennen als Wakkerendijk en Meentweg en weden daarmee onderdanen van de graaf van Holland. Zij hadden omstreeks 1345 al een kerkje op de huidige plaats van de Grote of Nicolaaskerk, waaromheen de dorpskern van Eemnesse ontstond, dat later bekend stond als Eemnes-Buiten(dijks), en nu weer Eemnes.

 

Ontleend aan:

Jaap Groeneveld, 'Stadjes, buurtschappen en polders', in : Eemnesser Namenboek – Verklaringen van onze plaats-, veld- water-, huis- en straatnamen, Eemnes 2021.

Jaap Groeneveld, 'De grond van het kapittel van Sint-Jan in Eemnes De erfpacht van 1269 in themenesse en boter bij de vis', in: Tussen Vecht en Eem 36 (2019) 4, p. 323-335.



 


Jaap Groeneveld • jan. 09, 2024

Overige artikelen

door Arie ter Beek 24 apr., 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 mrt., 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Wat is Eemsnoer en de Canon van de Eem
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
Eembrugge op een kaart van rond 1750
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Voorbeeld van een draaipaal of springstok
door Arie ter Beek 18 dec., 2023
Het Raboes vanuit de lucht 
door Arie ter Beek 13 dec., 2023
In de tijd dat de Zuiderzee nog bestond, was het in het donker moeilijk om de Eem te vinden. Volgens oude bronnen werd al in 1696 een lantaarn aan de westkant van de monding geplaatst. Dat heeft vast iets geholpen, maar afdoende was het niet. In de Bunschoter van 4 februari 1972 lezen we dat Renger Boelhout op dat moment verantwoordelijk was voor het ontsteken van de lichten langs de Eem. Zijn vader en grootvader deden dat voor hem al vanaf 1851. Was er oorspronkelijk alleen een lantaarn aan de westkant. Dat veranderde pas in 1931. In die tijd vond een flinke verbetering van de Eem plaats en daarbij ook het verbeteren van de verlichting. Er werden aan beide zijden aan de monding Eem mast geplaatst met daarop een lantaarn. Ook landinwaarts kwamen er twee lichtopstanden. De achterste had een hoogte van 17 meter en de voorste had gerekend vanuit zee een hoogte van 10 meter. Stonden die twee geleidelichten zoals ze ook wel werden genoemd, in een lijn, dan wist de schipper dat hij recht voor de Eem voer. Op zich natuurlijk een flinke verbetering, maar verder langs de Eem werd niets geplaatst. Dat betekende dat een schipper in het donker maar moest ontdekken waar de vele bochten in de Eem waren. De lichtopstanden waren grote vierkante masten die echt iets weg hadden van vuurtorens. In het midden van de mast zat een trap waardoor bij het licht kon worden gekomen. Ergens eind jaren 1970 zijn de masten vervangen door lichten op een soort van lantaarnpaal. Die zijn niet meer als een vuurtoren te zien.
door Arie ter Beek 12 dec., 2023
Voorbeeld van een draaipaal
door Arie ter Beek 02 nov., 2023
Detail van de bouwtekening uit 1923
door Arie ter Beek 25 okt., 2023
De weg en de gracht naar Spakenburg
Meer berichten
Share by: