Blogopmaak

’t Raboes en De Nes van Eemnes

Het Raboes vanuit de lucht

Wat tegenwoordig ‘t Raboes wordt genoemd, vormde van oorsprong het oostelijke deel van een groter kustgebied dat onder invloed van de Zuiderzee door afslag werd opgedeeld in twee delen. Omstreeks 1535 moet het hele Raboes (Achterste en Voorste Raboes tezamen) nog tot het verlengde van het oostwaarts lopende deel van de Gooiergracht hebben gelopen. Deze liep toen nog tot (bijna) in de monding van de Eem. De noordpunt bij de monding van de Eem werd in de 16e en 17e eeuw De Nes genoemd, zoals dat bij zulke landtongen vaker voorkwam.


‘t Raboes zoals we dat nu kennen is wellicht de rest van de grotere 'meen' die zich aanvankelijk over een groot deel van de Noordpolder, Heinellenpolder en aangrenzende maatlanden zou hebben uitgestrekt. Een ‘meen’ of ‘mheen’ (zie Arkemheen en Van de Mheen) is een gemeenschappelijk gebruikte weide waarvan de erfscheidingen niet of moeilijk onderhouden kunnen worden, maar de grond particulier eigendom is. Dat in tegenstelling tot een meent, die eigendom is van de hele gemeenschap. Aldus de verklaring van de verklaring van Margriet Mijnssen-Dutilh in Amersfoort lag aan zee (2007). Illustratief is in dit verband de Meendijk aan de noordkant van Eemnes, die later werd verbasterd tot Meentdijk, maar nu weer officieel Meendijk heet.


Omdat het oostelijke deel van ‘t Raboes niet (meer) aansloot op de erfstroken, is nog tot in 1637 het oostelijke, Achterste Raboes onverdeeld in gemeen gebruik gebleven van inwoners van Eemnes-Buiten. Het werd destijds wel gebruikt om er gemeenschappelijk 'paarden en beesten' (runderen) te weiden. In dat verband werden in 1842 nog de benamingen Grote en Kleine Gemeenemaat binnen 't Grote Raboes gebruikt. ‘t Grote Raboes werd slecht beheerd totdat Willem Verweij als nieuwe eigenaar in 1725/26 een nieuwe kade aanlegde.


In 1695 besloten de ingelanden (landeigenaren en gebruikers) tot verbetering van de oude kade, die nog gedeeltelijk voor het ‘Cleyne Rebous’ of Voorste Raboes lag. Tussen het Voorste Raboes en het Achterste Raboes was land in zee verdwenen waardoor het oorspronkelijke veel grotere Raboes in tweeën was gedeeld. De verdeling in percelen en de benamingen van het Kleine Raboes sloten aan op die ten westen van de Zomerdijk. Het poldertje waterde uit via de Heinellenbuitenwetering. Het vormde vanaf die tijd een deel van de maatlanden, zij het met een eigen beheer als Waterschap de Vennen dat ondergeschikt was aan het polderbestuur van de Grote Maatpolder. Later werd het gewoonlijk Voorste Raboes, de Ven, de Venne(n) of Vennepolder genoemd.


De benaming Raboes, ook wel eens als Rebous of Ramboes geschreven, wordt verschillend verklaard. Enerzijds wordt verband gelegd met Goosen Ruth Bouten Erf, dat ook voorkwam als Gosen Rebouten Erf. Een andere verklaring verwijst naar bakens voor de scheepvaart, een korf (boes) op een staak (ra). Verder wordt verband gelegd met het oude woord 'raboest' dat 'ruw, wild, woest, onstuimig' betekent.

 

Jaap Groeneveld

 

Ontleend aan de betreffende lemmas door de auteur beschreven in: Eemnesser Namenboek, Eemnes 2021.


Arie ter Beek • dec. 18, 2023

Overige artikelen

door Arie ter Beek 24 apr., 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 mrt., 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Wat is Eemsnoer en de Canon van de Eem
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
Eembrugge op een kaart van rond 1750
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Voorbeeld van een draaipaal of springstok
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
De haven van Eemnes
door Arie ter Beek 13 dec., 2023
In de tijd dat de Zuiderzee nog bestond, was het in het donker moeilijk om de Eem te vinden. Volgens oude bronnen werd al in 1696 een lantaarn aan de westkant van de monding geplaatst. Dat heeft vast iets geholpen, maar afdoende was het niet. In de Bunschoter van 4 februari 1972 lezen we dat Renger Boelhout op dat moment verantwoordelijk was voor het ontsteken van de lichten langs de Eem. Zijn vader en grootvader deden dat voor hem al vanaf 1851. Was er oorspronkelijk alleen een lantaarn aan de westkant. Dat veranderde pas in 1931. In die tijd vond een flinke verbetering van de Eem plaats en daarbij ook het verbeteren van de verlichting. Er werden aan beide zijden aan de monding Eem mast geplaatst met daarop een lantaarn. Ook landinwaarts kwamen er twee lichtopstanden. De achterste had een hoogte van 17 meter en de voorste had gerekend vanuit zee een hoogte van 10 meter. Stonden die twee geleidelichten zoals ze ook wel werden genoemd, in een lijn, dan wist de schipper dat hij recht voor de Eem voer. Op zich natuurlijk een flinke verbetering, maar verder langs de Eem werd niets geplaatst. Dat betekende dat een schipper in het donker maar moest ontdekken waar de vele bochten in de Eem waren. De lichtopstanden waren grote vierkante masten die echt iets weg hadden van vuurtorens. In het midden van de mast zat een trap waardoor bij het licht kon worden gekomen. Ergens eind jaren 1970 zijn de masten vervangen door lichten op een soort van lantaarnpaal. Die zijn niet meer als een vuurtoren te zien.
door Arie ter Beek 12 dec., 2023
Voorbeeld van een draaipaal
door Arie ter Beek 02 nov., 2023
Detail van de bouwtekening uit 1923
door Arie ter Beek 25 okt., 2023
De weg en de gracht naar Spakenburg
Meer berichten
Share by: