Blogopmaak

De Waterschapsbank

Een interessant voorwerp van plaatselijk religieus erfgoed is de zogenaamde Waterschapsbank in de kerk. Een bank die waarschijnlijk al ongeveer drie eeuwen in de kerk aanwezig is. Het klinkt misschien heel gewoon, maar er zijn heel weinig waterschapsbanken in kerken aanwezig. Een ander voorbeeld is nog niet direct aanwijsbaar.
 
Op zich is het een eenvoudige eikenhouten kerkbank. Het losse paneel boven de bank, maakt het geheel bijzonder. Op het paneel staat de tekst DIJKGRAAF en HEEMRADEN. Daaronder PSALM XLVI vers 4 en 5. Deze tekst uit psalm 46 is in zijn geheel opgenomen: ‘Laat hare wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren door derzelver verheffing! Sela. De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het Heiligdom der woningen des Allerhoogsten.’ Daarboven hangt een fraai in hout uitgesneden wapen van het Hoogheemraadschap van de Bunschoter Veen- en Veldendijk.
 
Psalm 46
De tekst uit Psalm 46 is gelijk aan de tekst in de Statenvertaling. Dat geeft aan dat de bank in ieder geval gemaakt is na het verschijnen van Statenvertaling in 1618/1619. In de Nieuwe Bijbelvertaling is de tekst voor onze generaties beter te begrijpen: ‘Laat de watervloed maar kolken en koken, de hoge golven de bergen doen beven. sela. Een rivier, wijd vertakt, verblijdt de stad van God, de heilige woning van de Allerhoogste.’ Berijmd is het ook mooi verwoord in de verzen 2 en 3 van deze psalm:

Laat vrij het schuimend zeenat bruisen; 
d' Ontroerde waat'ren hevig ruisen;
De golven mogen, door haar woên,
Het berggevaarte daav'ren doen:
De stad, het heiligdom, de woning,
Van God, den allerhoogsten Koning,
Wordt in haar muren, t' allen tijd,
Door beekjes der rivier verblijd. 
Geen onheil zal de stad verstoren,
Waar God Zijn woning heeft verkoren;
God zal haar redden uit de nood,
Bij't dagen van het morgenrood.
Men zag de heid'nen kwaad beramen;
De koninkrijken spanden samen;
Maar God verhief Zijn stem, en d' aard'
Versmolt, voor 's Hoogsten toorn vervaard.
 
Uit de toelichting op de Statenvertaling blijkt dat de psalmdichter hier een tegenstelling wil oproepen. Als de vijanden net zo razen als een verschrikkelijke en onstuimige zee, stroomt de rivier met haar beekjes fijn, stil en lieflijk in Gods stad waar men in stilte op Gods bijstand vertrouwt. Een veilige schuilplaats bij God. Bij een toevlucht en sterkte kan de psalmist aan een burcht hebben gedacht. Zo’n burcht was in Israël niet een kasteel waar de burchtheer zich veilig weet, maar het is vooral een versterkte plaats met een heel groot plein met muren eromheen. Als de mensen in de omgeving van de stad geteisterd werden door de Filistijnen of de Midianieten die het land kwamen plunderen, dan was die burcht heel letterlijk een toevlucht: een plaats waar je naartoe kon vluchten om het vege lijf te redden. Vaak was hun land dan evengoed platgebrand en de schade enorm. Maar je had een plaats om naar toe te vluchten, een plaats waar je de veiligheid van de koning kon vinden.
 
Een tekst die zeker toepasselijk is voor een waterschap. Dat is immers een college dat ervoor moet zorgen dat het land wordt beschermd tegen de zee. Maar dat zij daarbij toch ook op Gods hulp en nabijheid mogen vertrouwen. De zee kan wel enorm tekeergaan, maar zij vertrouwen erop dat ze het land goed hebben beschermd. Bij de rivier is hier ongetwijfeld gedacht aan de Eem. Dat was de levensader voor het gebied en die de stad welvaart bracht. Een stad met daarin centraal de kerk als Gods woning. 

Arie ter Beek • mrt. 03, 2022

Overige artikelen

door Arie ter Beek 24 apr., 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 mrt., 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Wat is Eemsnoer en de Canon van de Eem
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
Eembrugge op een kaart van rond 1750
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Voorbeeld van een draaipaal of springstok
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
De haven van Eemnes
door Arie ter Beek 18 dec., 2023
Het Raboes vanuit de lucht 
door Arie ter Beek 13 dec., 2023
In de tijd dat de Zuiderzee nog bestond, was het in het donker moeilijk om de Eem te vinden. Volgens oude bronnen werd al in 1696 een lantaarn aan de westkant van de monding geplaatst. Dat heeft vast iets geholpen, maar afdoende was het niet. In de Bunschoter van 4 februari 1972 lezen we dat Renger Boelhout op dat moment verantwoordelijk was voor het ontsteken van de lichten langs de Eem. Zijn vader en grootvader deden dat voor hem al vanaf 1851. Was er oorspronkelijk alleen een lantaarn aan de westkant. Dat veranderde pas in 1931. In die tijd vond een flinke verbetering van de Eem plaats en daarbij ook het verbeteren van de verlichting. Er werden aan beide zijden aan de monding Eem mast geplaatst met daarop een lantaarn. Ook landinwaarts kwamen er twee lichtopstanden. De achterste had een hoogte van 17 meter en de voorste had gerekend vanuit zee een hoogte van 10 meter. Stonden die twee geleidelichten zoals ze ook wel werden genoemd, in een lijn, dan wist de schipper dat hij recht voor de Eem voer. Op zich natuurlijk een flinke verbetering, maar verder langs de Eem werd niets geplaatst. Dat betekende dat een schipper in het donker maar moest ontdekken waar de vele bochten in de Eem waren. De lichtopstanden waren grote vierkante masten die echt iets weg hadden van vuurtorens. In het midden van de mast zat een trap waardoor bij het licht kon worden gekomen. Ergens eind jaren 1970 zijn de masten vervangen door lichten op een soort van lantaarnpaal. Die zijn niet meer als een vuurtoren te zien.
door Arie ter Beek 12 dec., 2023
Voorbeeld van een draaipaal
door Arie ter Beek 02 nov., 2023
Detail van de bouwtekening uit 1923
Meer berichten
Share by: