Blogopmaak

De Eemvaart

Het deel van de vaart dat door Eemland moest gaan lopen.

Ooit was er een groots plan dat voorzag in de aanleg van een kanaal tussen de stad Utrecht en de Zuiderzee. Een waterweg die Utrecht een rechtstreekse verbinding door de eigen provincie moest geven met de Zuiderzee en van Utrecht een havenstad moest maken. Het plan voorzag erin dat de vaart bij Spakenburg uitmondde in de Zuiderzee waar een flinke haven was gepland. Een plan dat een plan is gebleven maar toch ongeveer tachtig jaar aan de orde is geweest.


De stad Utrecht was in de middeleeuwen een vooraanstaande handelsstad. Na 1600 verloor zij die positie en werd het een stad die alleen regionaal van belang was. De belangrijkste reden daarvoor was de ligging in het binnenland en de opkomst van steden die een goede scheepvaartverbinding hadden. Utrecht had via de Vecht een vaarverbinding met de Zuiderzee, maar door de lage waterstand in dat riviertje, konden alleen kleine schepen Utrecht bereiken. Bovendien liep een groot deel van de Vecht over Hollands grondgebied. Tegenwoordig is dat geen enkel probleem, maar in een tijd waarin op het grondgebied van de Nederlanden graven en bisschoppen elkaar het leven zuur maakten, was dat een probleem. Overigens was de Vecht slecht bevaarbaar door de bochten in de rivier waardoor ze voor zeilschepen een moeilijke vaarweg was.

Vandaar de behoefte aan een hele nieuwe vaarweg over Utrechts grondgebied. In eerste instantie werd de vaart via de kortste route naar de Eem geprojecteerd en via de Eem kon dan naar de Zuiderzee worden gevaren. Het plan voor deze zogenaamde Eemvaart ontstond rond 1640.


De Eemvaart

De staten van Utrecht besloten in 1640 een plan te laten uitwerken. Er worden twee tracés bedacht die allebei voorzien in het maken van een vaart naar de Eem. Het nieuwe kanaal, de Eemvaart, moest zo breed en diep worden dat volgeladen schepen uit zee tot in een dok voor de poorten van de stad Utrecht konden varen. Vanaf Utrecht moest de vaart zo recht mogelijk worden gegraven, ‘over een lengte van vier uur gaans’. Tot aan de Zuiderzee was dat in beide gevallen ongeveer 27 kilometer. De vaart moest een breedte krijgen van 22,5 meter en een diepte van ruim 1,5 meter. Een mooi plan, maar gerealiseerd werd het niet. Het viel veel duurder uit dan was gedacht. Bovendien verzette de stad Amsterdam zich tegen de nieuwe vaarroute omdat ze bang was voor haar eigen handel. De stad wist de Staten van Holland zover te krijgen dat ze het plan gingen tegen werken.

Na 1660 wordt weer over uitvoering gedacht. Het terrein wordt verkend en er worden waterpassingen gedaan waaruit onder meer bleek dat het hoogteverschil tussen de Utrechtse stadsgracht en de Eem ongeveer 75 cm was. De kosten van het graafwerk voor de Eemvaart werd berekend op een bedrag van 256.468 gulden.

Het rendement op dit bedrag moest komen uit tolheffing. Dit was gebruikelijk in de scheepvaart en bovendien zorgde de Eemvaart voor tijdwinst door de kortere afstand naar de Zuiderzee.

Toch stagneerde het project opnieuw. Er werd wel steeds over gesproken maar het kwam zelfs niet tot een begin van uitvoering. Zo nu en dan komt het weer even ter sprake. Zoals in een geschrift van Everard Meyster, de man die Amersfoorters voor altijd de bijnaam van Keientrekkers bezorgde. In een pamflet met de indrukwekkende naam: Deductie ofte bewijsselicke bedencking: belangende d'Eemsche zee-vaerd op Stichts eygen bodem nut-dienstelijk te graven, verwoordde hij zijn visie op het plan. Als argumenten noemde hij: de economische positieverbetering van Utrecht, de waterbeheersing in de Vechtstreek, de Hollandse tolheffing. Het verhaal getuigt van een brede visie, maar de tijdsomstandigheden na 1670 waren niet bevorderlijk voor de uitvoering van grote werken. Het jaar 1672 staat bekend als het rampjaar en er is geen geld meer voor de uitvoering van grote werken.


Compagnie van Commercie en Assurancie

In 1720 komt het plan weer in het nieuws. De Utrechtse Compagnie van Commercie en Assurancie, pakt het Eemvaartproject weer op. Deze onderneming had als doel het bevorderen van de handel en nijverheid en dat onder meer door de aanleg van een Eemvaart. Er werd een mooie kaart uitgegeven met als titel: Nieuwe en nette aftekening van de Door Gravinge die er staat te geschieden beginnende van de Stadt Utrecht tot aan Spakenborg in de Zuyder Zee met des zelfs Afbakinge etc.

 De kaart geeft een heel brede vaart te zien waardoor het plan er aantrekkelijk uitzag. Dat was ook de bedoeling van de initiatiefnemers want men wilde het plan realiseren door aandelen uit te geven.

Er vormde zich een commissie van voorname heren die het oude plan 'Eemvaart' weer in de publiciteit brachten. Een mooi verhaal over het plan moest ervoor zorgen dat er tien miljoen gulden op tafel kwam. De prachtige kaart van het kanaal hielp daaraan mee. De grootste winst moest komen uit de tolheffing, haven-, sluis- en bruggegeld, veergeld enz. Het werd zo gunstig voorgespiegeld alsof de Compagnie enorme winsten ging maken. Velen trapten in de zorgvuldig opgezette val.

Totdat in oktober 1720 de aandelen ineens niets meer waard waren. De mannen die bij het uitgeven van de aandelen het contante geld en het goud en zilver hadden opgestreken, waren verdwenen. Het enige dat resteert van de mooie plannen zijn de mooie kaarten die bewaard zijn gebleven.

 

De kaart

De compagnie die de aandelen uitgaf, verspreidde op ruime schaal de mooie kaart van het plan. Het was later waarschijnlijk het enige dat nog wat waarde had voor de aandeelhouders. Duidelijk toont de kaart de Eemvaart die in een rechte lijn vanaf Utrecht naar de Eem loopt en vandaar een lichte knik maakt om vervolgens bij Spakenburg in de Zuiderzee uit te monden.

De vaart liep precies langs de grenzen van wat we nu de Bunschoten-Stad noemen. Ook daar stonden geen gebouwen.

Een blik op de kaart leert dat de haven van Spakenburg helemaal werd vergraven. Die verdween als het ware in de nieuwe vaart.

De kaart geeft de situatie in de Eempolder zoals die op dat op moment was, goed weer. De namen van de verschillende onderdelen als de Bloklandsche Polder, de Frans Jacobs Polder en de Noorder polder worden juist weergegeven, net als de ligging van de Bikkersvaart en de Broerswetering.

 

Het plan bleef bij een plan. Daardoor heeft de gemeente Bunschoten en Eemland zich kunnen ontwikkelen zoals dat is gebeurd.


Arie ter Beek • feb. 04, 2023

Overige artikelen

door Arie ter Beek 24 apr., 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
door Arie ter Beek 12 mrt., 2024
Defile van de afdeling in 1928 in Den Haag
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Wat is Eemsnoer en de Canon van de Eem
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
Eembrugge op een kaart van rond 1750
door Arie ter Beek 09 jan., 2024
Voorbeeld van een draaipaal of springstok
door Jaap Groeneveld 09 jan., 2024
De haven van Eemnes
door Arie ter Beek 18 dec., 2023
Het Raboes vanuit de lucht 
door Arie ter Beek 13 dec., 2023
In de tijd dat de Zuiderzee nog bestond, was het in het donker moeilijk om de Eem te vinden. Volgens oude bronnen werd al in 1696 een lantaarn aan de westkant van de monding geplaatst. Dat heeft vast iets geholpen, maar afdoende was het niet. In de Bunschoter van 4 februari 1972 lezen we dat Renger Boelhout op dat moment verantwoordelijk was voor het ontsteken van de lichten langs de Eem. Zijn vader en grootvader deden dat voor hem al vanaf 1851. Was er oorspronkelijk alleen een lantaarn aan de westkant. Dat veranderde pas in 1931. In die tijd vond een flinke verbetering van de Eem plaats en daarbij ook het verbeteren van de verlichting. Er werden aan beide zijden aan de monding Eem mast geplaatst met daarop een lantaarn. Ook landinwaarts kwamen er twee lichtopstanden. De achterste had een hoogte van 17 meter en de voorste had gerekend vanuit zee een hoogte van 10 meter. Stonden die twee geleidelichten zoals ze ook wel werden genoemd, in een lijn, dan wist de schipper dat hij recht voor de Eem voer. Op zich natuurlijk een flinke verbetering, maar verder langs de Eem werd niets geplaatst. Dat betekende dat een schipper in het donker maar moest ontdekken waar de vele bochten in de Eem waren. De lichtopstanden waren grote vierkante masten die echt iets weg hadden van vuurtorens. In het midden van de mast zat een trap waardoor bij het licht kon worden gekomen. Ergens eind jaren 1970 zijn de masten vervangen door lichten op een soort van lantaarnpaal. Die zijn niet meer als een vuurtoren te zien.
door Arie ter Beek 12 dec., 2023
Voorbeeld van een draaipaal
door Arie ter Beek 02 nov., 2023
Detail van de bouwtekening uit 1923
Meer berichten
Share by: