Gevallenen zonder grafsteen in Bunschoten

Geboren of afkomstig uit de gemeente Bunschoten

Als gevolg van oorlogshandelingen zijn elders in Nederland of in de wereld mensen omgekomen die in Bunschoten zijn geboren of woonden en waarvan in de gemeente geen gedenkplaats aanwezig is. Hun namen en gegevens zijn op deze pagina opgenomen.


Op 31 maart 1943 In Rotterdam:   
de broertjes Dirk ter Haar (7 jaar) en Willem ter Haar (10 jaar)

 

Het bombardement op Rotterdam in mei 1940 is een van de historische gebeurtenissen die in het collectieve geheugen zijn gegrift. Een belangrijke gebeurtenis omdat het leidde tot de capitulatie van het Nederlandse leger tegen de Duitsers.

Dat er in de jaren van de Tweede Wereldoorlog meer bombardementen op Rotterdam plaatsvonden, is niet echt bekend. In totaal heeft Rotterdam daarna 102 luchtaanvallen te verduren gehad. Bij deze aanvallen, uitgevoerd door de geallieerde luchtmacht kwamen in totaal 837 burgers om het leven, waarbij het bombardement van 31 maart 1943 het hevigste was. Bij dat bombardement kwamen twee broertjes om die in Bunschoten waren geboren.

 

Die slachtoffers waren Willem en Dirk ter Haar, respectievelijk 10 en 7 jaar oud, kinderen van Gijsbert ter Haar en Rijntje de Graaf. Willem werd geboren in 1932 en Dirk in 1936. In 1936 woonde het gezin in Amsterdam, maar voor de bevalling was zijn moeder naar haar geboorteplaats gekomen. Gijsbert was, omdat er in zijn geboorteplaats geen geschikt werk was te vinden, verzeild geraakt in de binnenvaart. Aanvankelijk woonde het gezin aan boord van een schip, maar toen de oorlog uitbrak kon dat om de een of andere reden niet meer. Ze betrokken in februari 1942 een woning in Rotterdam. Een woning in de wijk Spangen in de buurt van het industriegebied nabij de Keilehaven en de Merwehaven.

 

Voor de bezetters was de haven belangrijk. Om de Duitsers te treffen, probeerden de geallieerden de haveninstallaties te vernietigen. Dat kon alleen met bombardementen vanuit de lucht. Zoals dat ook het geval was op 31 maart 1943. Wat er gebeurde is onder meer uitgebreid beschreven in het dagblad NRC dat kort daarna verscheen:
‘Rookende puinhoopen uitgebrande huizen, onbegaanbare straten, totale ver­woesting, - dat is het beeld van een Rotterdamsche stadswijk na het bezoek van Engelsche vliegers. Een volksbuurt, dicht bewoond, bestaande uit hooge hui­zen met groote gezinnen, is ten slachtoffer gevallen aan een zinneloos bombardement.

Om ongeveer half twee loeiden de sirenes en na korten tijd verschenen eskaders vliegtuigen boven de stad, die hun bommen zonder erbarmen over de burgerbevolking uitstrooiden. Talrijke woonhuizen kregen voltreffers, andere werden in lichterlaaie gezet. De ellende was onbeschrijfelijk. Rook en stofwolken­ hingen nu, waar even tevoren nog alles rustig en vreedzaam was. Oogenblikkelijk kwamen politie, brand­weer en luchtbeschermingsdiensten in actie en binnen korten tijd kon het goed georganiseerde opruimingswerk een aan­vang nemen. Vooral de brandweer stond voor een uiterst moeilijke taak. Op som­mige plaatsen brandden meerdere pan­den in één straat. Uit de ramen, die door de exploisies waren verbrijzeld, woeien gordijnen, die door rondvliegende vonken vlam vatten. Zoo sloeg het vuur over van pand tot pand, van blok tot blok.

De Nederlandsche brandweer, op uitmuntende wijze bijgestaan door de Duitsche brandweer werkte uren lang op volle toeren en gistermorgen vroeg kon men eindelijk zeggen, het vuur ge­heel onder de knie te hebben.

Ook de Geneeskundige Dienst werkte onder hoogspanning. Met eigen auto's reed men de doden en gewonden naar de ziekenhuizen. Het bleek, toen men de droeve balans op­maakte, dat ruim 180 personen waren gedood, terwijl voorts ruim 400 personen in de ziekenhuizen werden verbonden; van hen waren 250 zoo zwaar gewond, dat zij ter verpleging moesten worden opgenomen. Talrijke andere gewonden werden op straat door dokters en ver­pleegsters en bij de hulpposten behandeld.

De getroffen huizen waren gedeeltelijk van vier verdiepingen en werden in hoofdzaak bewoond door gezinnen met veel kinderen, waardoor het groot aantal dakloozen is te verklaren. Gelukkig heeft zich geen paniek voorgedaan. Deskundige hulp was zoo spoedig aanwezig, dat de bevolking zich wist te beheerschen en de uittocht uit de stad, die den heelen

middag en avond heeft voortgeduurd, had dan ook een ordelijk verloop. Heele families trokken te voet of in wagens of karren, de schamele bezittingen die zij hadden weten te redden met zich voerend als een triest beeld van namelooze ellende de stad uit naar familie of bekenden elders. Talrijke woningen, die gevaar liepen in te storten of door het vuur te worden aangetast, werden in allerijl ontruimd en met gerequireerde auto’s werd het huisraad zoo snel mogelijk naar elders vervoerd.’

 

Onder de slachtoffers waren ook Willem en Dirk ter Haar. Moeder Rijntje was op die dag thuis met twee van haar zoons en de pasgeboren Klaasje. Wat er gebeurde heeft ze later vaak verteld aan haar andere kinderen, zoals aan Willy (van Klingeren-)ter Haar die na de oorlog werd geboren.

Het was een heldere en stralende dag. Zo helder dat ze de vele vliegtuigen hoog in de lucht als zilveren vogels zag komen aanvliegen. Maar plotseling begon alles te bonken en trillen. Ze riep nog naar haar jongens om bij haar te komen, maar die doken in de ruimte onder de trap. Zelf sloeg ze als in een reflex haar arm om haar dochtertje dat ze vast had. En daarna weet ze even niets meer!

Ze kwam pas later bij door het gehuil van haar dochtertje. Dat zat helemaal onder het bloed en zelf lag ze tot aan haar hoofd onder het puin. Later bleek dat het bloed uit haar eigen hoofd kwam, maar dat wist ze op dat moment niet. Ze heeft enorm geschreeuwd en daarmee de aandacht van hulpverleners getrokken. Voordat ze onder het puin vandaan werd gehaald, werd haar dochtertje al meegenomen en naar een ziekenhuis gebracht. Op een legerauto werd ze zelf naar een andere plaats gebracht om verzorgd te worden. In de grote chaos na het bombardement, waren ze hun dochtertje daarna zelfs een paar weken kwijt. Gelukkig vonden ze haar weer terug, maar met Willem en Dirk was het minder goed afgelopen. Ze waren omgekomen en ten gevolge van brand ook nog volledig verminkt.

Pas vijf weken later waren alle lichamen verzameld en in een zeepfabriek in Rotterdam bijeen gebracht. Moeder wilde eerst niet naar binnen omdat de aanblik voor haar te gruwelijk was. Vader ging wel kijken en herkende aan een stukje van een trui, zijn zoontje Willem. Toen hij het aan zijn vrouw liet zien, was dat volgens haar van Dirk en is ze toch gaan kijken. Met bedekte ogen is ze er naartoe gebracht en zagen ze aan een plukje blond haar dat het Dickie moest zijn. Onbeschrijflijke taferelen moeten zich daar hebben afgespeeld.

De slachtoffers zijn op de begraafplaats Crooswijk in Rotterdam begraven. De overblijfselen van de kinderen in een massagraf. Een graf waarbij ze later nog veel zijn gaan kijken.

 

Kort na het bombardement, keerde het gezin Ter Haar terug naar hun geboorteplaats. Ze trokken in bij de moeder van Rijntje in een huisje op de hoek van de Turfwal met de Nieuwe Schans. Later verhuizen ze naar een huis op de Havendijk.

In de nadagen van de oorlog wordt een zoontje geboren, dat de namen Willem Dirk krijgt. Het overlijdt na twee maanden juist als Nederland is bevrijd. Een paar jaar later wordt een jongetje geboren dat opnieuw de namen Willem Dirk krijgt. Het sterft na zeven maanden. Later wordt nog een meisje geboren dat gelukkig wel blijft leven Willemijntje Marretje dat kortweg Willy wordt genoemd.

Willy vertelde later dat haar moeder nooit over het verlies van haar zoontjes is heen gekomen. ‘Ik mocht geen Willem en Dirk hebben’ zei met een verwijzing ook naar de later geboren kinderen. Ze praatte veel over wat er was gebeurd. Haar man daarentegen was er stil en ernstig onder. Hij sprak er nooit over. ‘Hou er maar over op’ zei hij dan. Maar natuurlijk had ook hij veel verdriet al droeg hij dat in stilte.

Rijntje heeft daarna altijd zwarte kleren gedragen. Pas op latere leeftijd, ze overleed in 1988, droeg ze wel eens iets met een grijze kleur. Moeilijk was ook dat door de brand na het bombardement, alle bezittingen verloren waren gegaan. Ze had lange tijd geen enkel fotootje van haar omgekomen kinderen. Pas later konden de gezichten van Willem en Dirk vanaf een schoolfoto die bij de school bewaard was gebleven, worden overgenomen. Een foto die altijd bij haar aan de wand hing met de tekst ‘Wel verloren maar niet vergeten’.

Pijn deed het ook toen er een oorlogsmonument in Spakenburg werd opgericht en waarvoor in de gemeente werd gecollecteerd. Een mooi initiatief maar toen gevraagd werd of de namen van haar zoontjes er ook op konden, werd daar niet op ingegaan. Als reden werd opgegeven dat ze hier niet woonden. Formeel misschien terecht, maar menselijk gezien niet meelevend. Vooral niet omdat ze wel in Bunschoten waren geboren. Het gaf extra verdriet en teleurstelling. Bovendien werd deze regel niet in alle gevallen toegepast. Dat heeft ze nooit goed kunnen verkroppen.

Rijntje bleven verdere beproevingen ook niet bespaard. Haar man overleed op 60-jarige leeftijd en ook haar oudste dochter en een schoonzoon overleefde ze. Het deed haar wel eens verzuchten: ‘De een wordt door het leven gedragen en een ander door het leven geslagen’! Maar ze besefte ook dat ze tijdens het bombardement wonderlijk was bewaard. Ze putte troost uit haar geloof en bij haar overlijden werd verwezen naar psalm 27 waar ze zelf veel steun aan heeft gehad: ‘Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven, mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou, mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed gebleven? Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.’

 

Uit het voorgaande valt duidelijk af te leiden hoeveel jarenlang verdriet een oorlog oplevert. Extra erg is het als daarbij onschuldige burgers het slachtoffer worden. Het was in dit geval niet de bedoeling om een woonwijk te bombarderen. Wat ging er verkeerd?

In 1943 was het geallieerde luchtoffensief in West-Europa in volle gang. Om de Duitsers te verzwakken werd hun oorlogsindustrie door de geallieerden aangevallen. Deze doelen lagen ook in de door de Duitsers bezette landen. Zo werden er op de Schiedamse scheepswerf Wilton-Feijenoord torpedolanceerbuizen gefabriceerd voor de Duitse onderzeeboten. En daarmee een complex dat aangewezen werd om te worden gebombardeerd. Op 31 maart 1943 moesten zes Bombardment Groups van de 8th United States Army Air Force de scheepswerf vernietigen. Het doelgebied omvatte niet alleen de scheepswerf waar de torpedobuizen werden gefabriceerd, maar het hele industriegebied tussen de Keilehaven en de Merwehaven.

Omstreeks half tien ’s morgens stegen de eerste bommenwerpers op vanaf de vliegvelden Molesworth en Chelveston in Engeland. Een kwartier later waren alle 102 vliegtuigen in de lucht en op weg naar Rotterdam. De rapporten geven weer dat het zwaar bewolkt was. Als gevolg daarvan werden vier van de zes Bombardment Groups terug geroepen naar hun bases. Drieëndertig bommenwerpers gingen door met hun missie. Deze B-17’s kwamen rond half twee als eersten aan boven hun doelgebied. Uit militaire rapporten blijkt dat het zicht nog altijd zeer slecht was door de dichte bewolking boven Rotterdam. Dat klopt overigens niet met de waarnemingen van mevrouw Ter Haar die het altijd over een stralende dag heeft gehad. Wel stond er een sterke wind. De Amerikaanse bommenwerpers lieten hun explosieve lading neer. De bommen kwamen neer op de zuidoever van de Nieuwe Waterweg, enkele bij de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en de meesten in open terrein. Hierdoor richtten ze weinig schade aan.

Enkele minuten later arriveerde een andere formatie die uitwijkdoelen rondom de scheepswerf gingen aanvallen. De bommenrichters moesten snel hun correcties doorvoeren en waarschijnlijk is geen rekening gehouden met de sterke wind die er stond. De vliegtuigen wierpen meer dan honderd brisantbommen (duizendponders) af. Ongeveer zeventig van deze bommen misten hun doelen en kwamen op woonwijken terecht, waar zij een enorme vernieling aanrichtten. De omvang van deze vernieling nam nog toe als gevolg van de branden die de brisantbommen veroorzaakten. Deze bommen hebben een extra hevige ontploffingskracht. Het vuur werd aangewakkerd door de sterke wind, waardoor het zich snel kon verspreiden. De fout van de geallieerden kostte aan 326 Rotterdammers het leven. Daarnaast raakten er ruim vierhonderd gewond en raakten er meer dan 16.000 dakloos. Na het bombardement op Nijmegen op 22 februari 1944 is ‘Het Vergeten Bombardement’ op Rotterdam het grootste ‘vergissingsbombardement’ op een Nederlandse stad tijdens de Tweede Wereldoorlog.

 

Het bombardement is daarmee niet alleen een vergeten maar ook een vergissingsbombardement geweest dat tegelijk leidde tot twee vergeten oorlogsslachtoffers in de gemeente Bunschoten.

 

Op 22 november 1944 in Dachau:                                    Albert Eduard Botesz (63 jaar)

Albert Eduard Botesz werd op 2 april 1881 in Bunschoten geboren. Zijn vader Menne Botesz was volgens de gegevens rijksambtenaar en als zodanig in Bunschoten werkzaam. Dat is waarschijnlijk als politieagent geweest. Het gezin kwam in 1879 van Terschelling en vertrok na korte tijd al weer. Dat was eind 1882 naar Enkhuizen.


Albert Eduard trouwde in 1914 in Den Haag met Johanna Cornelia Schildwacht. Zijn trouwakte geeft aan dat hij als beroep had sergeant der Jagers. Om die reden moest het gezin nogal eens verhuizen. In de oorlog was Hilversum de woonplaats. Bij het huwelijk van zijn zoon in 1942 was hij zonder beroep.


Om welke reden hij werd opgepakt is niet bekend. In eerste instantie heeft hij vanaf 12 februari 1943 gevangen gezeten in Kamp Vught. Daarna is overgebracht naar Dachau. Hij kwam in het kamp aan op 26 mei 1944 en overleed daar op 22 november 1944.

Het overlijden van Botesz werd pas in 1950 in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven. Dat gebeurde na een schriftelijke aangifte namens de minister van Justitie op 2 maart 1950. Een aangifte die gelijktijdig in de Staatscourant werd gepubliceerd. De akte werd drie maanden later opgemaakt op twee juni.

 

Op 21 april 1945 in Hannover:                                          Hendrik Pijpers (29 jaar)

Hendrik Pijpers is geboren op 16 juli 1915 en is overleden in een concentratiekamp bij Hannover op zaterdag 21 april 1945. Deze boerenknecht/slepersknecht woonde aan de Oosterstraat. Hij werd aan het eind van de Tweede Wereldoorlog tijdens een razzia in Blaricum door de Duitsers gepakt. Hij hield zich bezig met de handel in (brand)hout en dat was in de oorlog clandestien. Daar waren ook de plaatsgenoten Gerrit Hemeltjen en Jan ter Brake bij betrokken. Hemeltjen werd snel vrijgelaten. Jan ter Brake en Hendrik Pijpers zijn met de trein op transport gesteld naar Duitsland, waarbij Jan wist te ontkomen door bij Winterswijk uit de trein te springen.

Hendrik is nooit meer teruggekomen. In een concentratiekamp nabij Hannover kreeg hij trombose aan zijn been, waaraan hij in het ziekenhuis Rieklingen is overleden, twee dagen voordat Hannover werd bevrijd. Hij liet zijn 29-jarige vrouw Hilletje Hopman achter. Met deze Hilletje was hij pas sinds 30 april 1943 getrouwd. Al op 7 oktober 1943 werd een dochtertje geboren: Reintje. Zij verloor haar vader op de leeftijd van ruim zestien maanden en heeft hem nooit bewust gekend.

Deze voor moeder Hilletje traumatische gebeurtenis uit 1945 heeft haar leven totaal veranderd. Op 10 februari 1999 overleed ze. Ds. H.Sj. Wiersma schreef een In memoriam in het kerkblad ‘Inverdân’ over de 85-jarige: ‘Dit was zo’n klap, eigenlijk is zij daar nooit meer bovenop gekomen. Haar intense verdriet bepaalde haar verdere leven. En daarmee ook het leven van anderen. Zij is verder in stilte haar gang gegaan door het leven. Ze sprak niet veel, en zeker niet over die hele ingrijpende gebeurtenis in haar leven.’

Hendrik Pijpers is begraven op het ereveld in Loenen.


Op 4 april 1944 in Osaka, Harimakamp:              Pieter Vonck (41 jaar)

In het gezin van Harm Vonck en Klazina Wouthuis werd op 10 februari 1903 het eerste kind geboren. Het kreeg de naam Pieter. Zijn vader was onderwijzer aan de lagere school aan de Kerkstraat. Hij kwam in 1901, maar zoals zoveel onderwijzers in die tijd, bleef hij maar korte tijd. Na anderhalf jaar vertrok hij al weer.

Op latere leeftijd trad zoon Pieter in de voetsporen van zijn vader en ging ook in het onderwijs werken. Hij werd onderwijzer aan de Chr. Mulo in Soerabaja. Hij trouwde met Anna Margaretha Netelenbos, die onderwijzeres was. Na de oorlog woonde zij in Bloemendaal.

Pieter was ook militair bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Dit was de koloniale strijdmacht van de Nederlandse staat vanaf het ontstaan van de kolonie Nederlands-Indië in 1814. Hij was soldaat bij de infanterie en maakte deel uit van de Landstormploeg in Soerabaja. Al een dag na de capitulatie (8 maart 1942) werd Pieter krijgsgevangen gemaakt.

Na verloop van tijd kwam hij terecht in het krijgsgevangenkamp Osaka 7D in de plaats Aioi in de Japanse prefectuur Hyōgo. Het kamp was operationeel van 8 december 1942 tot 20 mei 1945. Volgens de gegevens werd hij op die 8e december 1942 naar dit kamp getransporteerd. Het had verschillende namen en uiteindelijk werd het Osaka 7D. Werkzaamheden die de krijgsgevangenen moesten verrichten, waren onder meer werk op een scheepswerf en in een machinefabriek als ook het maken van loopgraven. Ruim twee jaar was Pieter krijgsgevangen toen hij op 4 april 1944 kwam te overlijden. De doodsoorzaak was een acute ontsteking aan de dikke darm.

Hij zou zijn begraven op het Ereveld Menteng Pulo in Jakarta waar meer Nederlandse en Indische slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog zijn begraven. Daar bevinden zich ook urnen met de asresten van in Japan omgekomen en daar gecremeerde Nederlandse krijgsgevangenen. Op een van die urnen staat de naam van Pieter Vonck.

 

Op 19 augustus 1947 bij Kawali:                          Willem Kool (23 jaar)

Op 29 januari 1924 werd in Bunschoten Willem Kool geboren. Hij was de zoon van Lieuwe Kool, hoofdonderwijzer aan de Hervormde school en van Willempje Gazenbeek. Zijn geboorte werd aangegeven in tegenwoordigheid van Samuel Johannes de Hoest, predikant en Jacob van Zoest, veehouder. In 1929 verhuisde het gezin naar Alkemade. Na de Tweede Wereldoorlog meldde Willem zich als oorlogsvrijwilliger en trad op 24 september 1945 in werkelijke dienst. In november 1946 kwam hij aan in Nederlands Indië. Op 19 augustus 1947 kwam hij om door vijandelijk vuur vanuit een hinderlaag in de omgeving van Kawali. Hij is begraven op de militaire begraafplaats Tasikmalaya.

Op 4 december 1947 werd zijn overlijden ingeschreven in de Burgelijke Stand van de gemeente Rheden. Dit naar aanleiding van een van het Departement van Justitie ontvangen afschrift van een akte van overlijden van Krijgslieden waaruit blijkt dat op 19 augustus 1947 omstreeks vijf uur namiddags nabij Kawali is overleden Willem Kool. De akte vermeld verder dat hij sergeant was van de ondersteuningscompagnie en in Ellecom woonde. Hij was ongehuwd.

Bijzonder is dat bij het gevecht waarbij Willem Kool, sneuvelde, plaatsgenoot Hendrik de Graaf aanwezig was. Pas nadat hij was gesneuveld, kwam De Graaf erachter dat Kool in Bunschoten was geboren. Hendrik de Graaf was visser en moest als dienstplichtige naar Nederlands Indië. De bedoeling was voor een jaar, maar het werden er vier. Lange jaren in de tropen om in Nederlands-Indië ‘de rust en orde te herstellen en te bewaren’, zoals dat zo mooi werd voorgespiegeld. 

Maar het was oorlog en er vielen doden en gewonden. De Graaf moest op een dag met hun compagnie, waar ook Willem Kool deel van uitmaakte, naar de verschillende afdelingen de post ophalen en wegbrengen. Een routineklusje, dat ze er even bij moesten doen, buiten de militaire acties.

De Graaf zat met zijn maat Wim achter op de truck en ze zaten wat in de post te rommelen.

Hij moest van zijn commandant, om welke onbekende reden dan ook, van plaats wisselen, toen er vanuit de bergen werd geschoten.

Kool werd geraakt en overleed ter plaatse. Als ze niet van plaats hadden gewisseld, was Henk de Graaf geraakt. Een wonder dat hij is blijven leven.


 



Arie ter Beek • 18 maart 2000

Overige artikelen

door Arie ter Beek 8 april 2025
Ooit stond dit bord nabij de Huijgenlaan
door Arie ter Beek 19 maart 2025
De situatie vanaf de andere kant
door Arie ter Beek 5 maart 2025
Ligging van de sluis en de sluissloot
door Arie ter Beek 19 februari 2025
De sluis in de Eemdijk
door Arie ter Beek 29 januari 2025
Het Kolkplein na de demping van een deel van de kolk
door Arie ter Beek 22 oktober 2024
De botter BU 55 in de Oude Haven
door Arie ter Beek 9 oktober 2024
De Bonte Poort op een schilderij van H.W. Nieuwboer
door Arie ter Beek 31 juli 2024
De ingang in de jaren 1930
door Arie ter Beek 4 juni 2024
Kraoizeuken in Eigen Volk
door Arie ter Beek 24 april 2024
Titelpagina Van Bunschoten family
Meer berichten